Afbeelding

Urwin Vyent wil verbinding brengen bij het NiNSee

Je hoeft Urwin Vyent, de nieuwe directeur ad interin van het NiNsee niet aan te sporen om te praten over Onverwacht, het dorpje in het Surinaamse District Para waar hij vandaan komt. Hij vertelt er graag over; hij buldert van het lachen bij de verhalen over de kwajongensstreken en plagerijen van jongens uit het dorp, maar is serieus wanneer hij het heeft over de saamhorigheid onder de dorpelingen en de trots die ze putten uit hun verleden.

“Op de Paraanse plantages sprak men niet van slaven, maar van voorouders. Daar putte men kracht uit; weet je dat men in het district geen 1 juli (Keti Koti) vierde, maar liever de dag dat ze de plantages kochten? Ze investeerden in deze landerijen in een tijd dat de plantage-economie in Suriname aan het kelderen was, met het inzicht dat men wat wilde nalaten voor de toekomstige generaties. Onze voorouders waren geen zielige mensen. Integendeel. Wij komen voort uit sterke mensen,” vertelt hij. Het is ook met dat inzicht dat hij de taak bij het NiNSee aan gaat.

“Naast het perspectief dat we slachtoffers waren van agressie, is er ook een perspectief van wat onze voorouders, tegen alle marginalisatie in hebben voortgebracht. Daar schuilt kracht. We moeten onze focus niet verleggen, maar er een nuance aan toevoegen: we moeten met z’n allen eens vaststellen waar we naartoe willen. En zien hoe we dat samen met alle bondgenoten kunnen bereiken; onze afro organisaties onderling, de Surinamers, Antillianen en Afrikanen samen, jongeren en ja, ook witte mensen. De verbinding tussen alle bondgenoten moet beter. (Want) de wijze waarop we nu aandacht eisen voor onze kwesties zet een heleboel mensen met goede wil en kwaliteiten die nodig zijn in onze strijd, op een afstand. Mensen kijken de kat uit de boom.”

Vyent spreekt bedachtzaam en ieder woord lijkt weloverwogen om één boodschap te prediken: het NiNSee wil verbinding maken en samenwerken met alle actoren in de afro gemeenschap. En ook die daarbuiten.

“Veel van onze organisaties van weleer zijn wegbezuinigd en ten onder gegaan de afgelopen jaren. Vele andere leiden een verpieterd bestaan, zonder ondersteuning van de overheid. En dat geldt voor Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en de andere grote steden. Het NiNSee is overeind gebleven als de enige nog actieve grote organisatie van afro Nederlanders en nu wordt er naar ons gekeken om het gat te dichten. En dat snap ik ook. Maar het is tijd om samen de kracht van onze gemeenschap te hervinden, in de geest van onze voorouders. We moeten samen onze schouders onder het werk plaatsen.”

Vyent werd per 1 februari 2018 aangesteld als directeur, na het vertrek van Antoin Deul die de organisatie vanaf 3 februari 2016 gediend heeft. De nieuwe directeur werkte voorheen als Directeur van Podium Kwaku in Amsterdam Zuidoost.

Hij maakt een vliegende start in de nieuwe job. “Ik werd er recent aan herinnerd dat ik al heel lang met dit onderwerp bezig ben en dat het me altijd lukte om iedereen te verbinden.” Hij was betrokken bij de eerste Keti Koti Conferentie die rond het einde van de tachtiger jaren werd gehouden in Amsterdam. “En toen al refereerde men naar het Slavernijmonument,” vertelt hij.

Het NiNSee heeft hij vorm zien kriigen. “Ik kan alleen maar waardering uitspreken voor mensen op wiens schouders we tegenwoordig staan,” zegt hij.

“Een ieder heeft een belangrijke rol gespeeld; elk op zijn eigen manier. Daarom stond ik in mijn speech tijdens de NIeuwsjaarsreceptie van het NiNSee ook lang stil bij de rol die zwarte gemeenschap altijd gespeeld heeft in de stad Amsterdam. Er is geen enkele groep zo gediscrimineerd in Nederland als mensen van afro afkomst; desondanks dat zijn we geen haat gaan ontwikkelen naar de witte gemeenschap. In tegenstelling zijn we heel erg van invloed geweest op Nederland. We zijn altijd blijven communiceren. Kijk maar naar de invloed die het Sranan Tongo heeft op de taal die gesproken wordt in de grote steden. Maar nu lijkt het alsof de groep die de rol van verbinder kan spelen zich verwaarloosd voelt. Vandaar dat ik het ook snap dat er druk wordt uitgevoerd op het NiNSee.”

De interim-directeur ziet daar zijn rol als verbinder. “Ik zal aandacht vragen voor de organisaties die actief zijn op het sociocultureel vlak. Die moeten weer versterkt worden. Maar wij moeten ook samen helder krijgen wat we van elkaar verwachten; welke koers we met elkaar gaan uitstippelen. Kwesties als opvoeding van onze kinderen, werkgelegenheid, discriminatie. Dat zijn zaken waar het Ninsee zich niet van kan distantiëren, maar we kunnen het niet alleen. Daar hebben we sterke organisaties voor nodig.”

Hij zegt dat daar zijn focus op zal liggen de komende tijd. “Ik wil met een ieder in gesprek om samen te bepalen wat we willen bereiken en hoe we dat gaan doen.” Hij zegt ervan doordrongen te zijn dat de baan hem soms door een mijnveld kan voeren. “ Ja, het is een mijnenveld, maar het is me in mijn vorige rollen ook altijd gelukt om die verbinding te maken. Daar maak ik me weer sterk voor; vanuit de kracht van onze voorouders.”

Bedachtzaam, maar met zijn boodschap resoluut geleverd, is hij uitgesproken.

Hij glimlacht vriendelijk, staat op en neemt afscheid met een stevige handdruk. “Ik heb nog andere afspraken vandaag. Ik werk drie dagen per week voor het NiNSee, maar het een taak waarin mijn maximale inzet vereist is. Maar ach, daar was ik me van bewust toen ik ja zei tegen de baan.” Hij zwaait nog even en is weg.